Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [12]Daarom naderden [13]even ter zelfder tijd Chaldeeuwse mannen, [14]die de Joden openlijk beschuldigden; 12. Hier wordt te kennen gegeven dat die boze officieren des konings geloerd hebben op deze gelegenheid, om de Joden, doch inzonderheid de drie jongelingen, in hun net te krijgen. Zie vs.1. 13. Te weten straks, zo haast als zij zagen dat de drie jongelingen het gouden beeld niet aanbaden, niet zo lang kunnende wachten, totdat deze afgodische ceremonie geeindigd was. 14. Chaldeeuws, die de beschuldigingen der Joden uitriepen; dat is, die de Joden met een groot geroep bij den koning aanklaagden, doch inzonderheid de drie jongelingen, waar het hun meest om te doen was, omdat zij tot hoge staten verheven waren.